Van
februari tot oktober zijn er heel veel kieviten in ons
land.
Vanaf half maart beginnen ze te broeden tot in juli.
Normaal is een nestje van 4 (een broedsje).
Als de eieren verdwijnen of stuk gaan proberen ze het
vaak later in het seizoen nog eens.
Tot ongeveer juli; dan is het broedseizoen voorbij.
De broedtijd is 26 tot 28 dagen.
Het
nest is niet veel meer dan een open kuiltje
bedekt met wat strooitjes,het liefst op een open plek
in het weiland.
Tegenwoordig zien we de kieviten vooral op de maïslanden.
Er komen elk jaar zo'n 200.000 tot 300.000 broeparen in
Nederland
Als
je de nesten zoekt kijk dan,
behalve naar het alarm roepende mannetje,
ook naar het vrouwtje. Zij loopt weg van het nest
en vliegt daarna stil en laag,
in een rechte lijn, verder weg van het nest.
Als
er kleine eischilfertjes onder in het verlaten nest liggen
zijn de eieren uitgekomen.
Onderstaande
meetgegevens zijn opgetekend
door de voorzitter van Vogelwacht De Blesse e.o.; dhr.
U. Jellema te Peperga.
Snavel |
10 |
11 |
12 |
13 |
14 |
15 |
16 |
17 |
18 |
19 |
20 |
21 |
21 |
23 |
24 |
25 |
Leeftijd |
1 |
2 |
3 |
5 |
6 |
8 |
10 |
12 |
15 |
18 |
20 |
22 |
25 |
28 |
32 |
35 |
(dagen) |
0-2 |
1-4 |
2-5 |
3-7 |
4-8 |
6-10 |
8-12 |
10-14 |
12-18 |
15-21 |
17-23 |
18-26 |
21-29 |
24-32 |
28-36 |
31-39 |
Gewicht |
16 |
17 |
19 |
21 |
28 |
36 |
45 |
54 |
65 |
80 |
96 |
114 |
128 |
135 |
145 |
160 |
Link
naar meer gegevens over kieviten:
www.vogelvisie.nl
wikipedia
Grutto
Limosa
limosa
Grutto's
broeden één keer per jaar, vanaf eind maart
tot juni. Meestal leggen ze 4 eieren waarop ze 24 tot
25 dagen broeden.
Het nest is een ondiep kuiltje wat ze met fijn plantenmateriaal
bedekken.
Opvallend is dat ze de toppen van het gras rondom het
nest zo ombuigen dat het lijkt
of er een gat in de vegetatie zit. Ze zitten dan ook graag
in wat langer gras waar ze vooral regenwormen en emelten
zoeken om te eten.
Het zijn trekvogels. In november vliegen ze via Frankrijk
en Spanje
eerst naar Marokko. Daar rusten ze voordat ze de Sahara
oversteken. Ook vliegen ze wel langs de kust of gaan ze
via Italië naar Afrika.
Momenteel zijn er nog ongeveer 46.000 gruttoparen die
in Nederland komen te broeden. Ze staan ter bescherming
op de rode lijst.
.
Onderstaande
meetgegevens zijn opgetekend
door de voorzitter van Vogelwacht De Blesse e.o.; dhr.
U. Jellema te Peperga.
Snavel |
15 |
16 |
17 |
18 |
19 |
20 |
22 |
24 |
26 |
28 |
30 |
35 |
40 |
45 |
50 |
55 |
Leeftijd |
1 |
1 |
1 |
2 |
2 |
3 |
4 |
6 |
8 |
10 |
12 |
15 |
19 |
22 |
25 |
28 |
(dagen) |
0-2 |
0-2 |
0-2 |
1-2 |
1-3 |
1-4 |
3-5 |
4-8 |
6-10 |
8-12 |
9-15 |
12-18 |
16-22 |
19-25 |
22-28 |
25-31 |
Gewicht
(g) |
27 |
27 |
27 |
32 |
32 |
38 |
45 |
59 |
75 |
92 |
109 |
134 |
165 |
184 |
201 |
216 |
Link
naar meer gegevens over grutto's:
www.grutto.nl
www.vogelvisie.nl
Scholekster
Haematopus
ostralegus
Scholeksters
vind je langs de kust en in weidegebieden. Ze eten mosselen,
kokkels en kreeftachtigen langs de kust en in weidegebieden
eten ze voornamelijk wormen en insecten(larven).
Ze broeden vanaf half april tot juli, het liefst op open
terrein.
Het nest is niet veel meer dan een kuiltje in de grond,
eventueel met wat strooitjes erin.
Tegenwoordig zitten ze heel veel op de maïslanden.
Er zijn voorbeelden bekend van scholeksters die op (platte)
daken van huizen broeden.
Ze
broeden zo'n 25 tot 27 dagen op 3 of 4 eieren. Zoek in
het grasland naar sporen van en naar het nest.
Scholeksters zijn 39 tot 44 cm lang. Er zijn rond de 100.000
broedparen in Nederland die gedeeltelijk blijven en doortrekken.
Link
naar meer gegevens over scholeksters:
www.vogelvisie.nl
wikipedia
Tureluur
Tringa
totanus
Tureluurs
broeden van half april tot in juni. Het broeden duurt
22 tot 25 dagen.
Normaal gesproken leggen ze vier eieren.
Het nest is een goed verborgen kuiltje in het gras met
wat fijn plantenmateriaal erin. De grashalmen rond het
nest worden over het nest gebogen zodat het nest in een
soort tentje verborgen ligt.
Meestal broedt de tureluur in de buurt van een kievit.
Zo
profiteert hij van de bescherming die een kievit geeft
tegen predatoren (=andere dieren die hun eieren/kuikens
eten).
Tureluurs worden 25 tot 30 cm groot.
Momenteel
zijn er zomers zo'n 25.000 broedparen in Nederland.
Tureluurs staan op de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare
soorten.
.
Watersnip
Gallinago
gallinago
De
watersnip broed van eind maart tot eind juli. Meestal
heeft een watersnip 4 eieren waarop ze 19 tot 21 dagen
broeden.
Ze zitten het liefst op vochtig grasland of open rietland.
Het nest zit in een pol begroeing vlak bij het water.
In het nest leggen ze wat droge grassprietjes of bladeren.
Een watersnip is ongeveer 23 tot 28 cm lang.
In Nederland zijn nog maar een 1000 tot 1500 broedparen;
ze staan dan ook op de Rode Lijst.
Je
kunt ze het hele jaar tegenkomen maar de meeste kans heb
je tijdens hun trek en dan met name de najaarstrek. Ze
overwinteren in Zuid-Engeland en Zuidwest-Europa.
Als de watersnip bedreigt wordt vliegt hij pas op het
laatste moment op. Ze vliegen dan zigzaggend heel snel
omhoog.
Bekend
is hun aparte baltsvlucht waarbij ze met gespreide staartveren
in een duikvlucht, recht naar beneden vliegen. Omdat de
staartveren dan gaan trillen veroorzaakt dat een geluid
als van een blatende geit.
Slobeend
Anas
clypeata
Slobeenden
broeden het liefst in het gras; tussen de dichte begroeiing
op de oevers. Het nest is een kleine holte bekleed met
gras en wat roestbruin dons en donkerbruine veertjes.
Ze leggen tussen april en juni ongeveer 6 tot 10 vaalgele
eieren, soms tot wel 14. Na 23 tot 26 dagen komen de eieren
uit.
Een rondvliegend, alarmerend mannetje of een wakend mannetje
in de sloot duidt op een nest. Maar ga geen nest zoeken
voordat de slobeend vast broedt want als het leggen wordt
verstoord verlaten ze het nest en leggen ze geen tweede
keer. Een verlaten nest is vaak bevuild met uitwerpselen.
Er
broeden nog ongeer 8000 tot 9000 paren in Nederland op
vochtige weilanden met plassen, meren, rivierarmen of
sloten. Ze staan op de Rode Lijst. Een klein aantal blijft
hier, de meesten trekken in de winter door naar het zuiden
van West Europa en de Middelandse Zee. Een slobeend is
tussen de 44 en 52 cm. lang.
De slobeend is heel gemakkelijk te herkennen aan hun brede
lepelvormige snavel. Daarin zit een reeks filters waarmee
ze het, aan de oppervlakte van het water, drijvende voedsel
(kroos, zaadjes, waterdiertjes) uit het water zeven. Het
mannetje is opvallend gekleurd. De kop is glanzend groen,
de borst wit en de flanken en de onderkant zijn kastanjebruin.
Het vrouwtje is onopvallend bruin gekleurd. Achter in
de zomer gaat het mannetje in de rui en dan lijkt hij
even sterk op het vrouwtje.
Zomertaling
Anas
querquedula
De
zomertaling is een kleine soort eend die broedt van eind
april tot juni. Ze legt haar bruinachtig-witte eieren
in een heel goed verstopt, ondiep kuiltje in vochtig grasland
of in een dichtbegroeide oever. Het nest is gevoerd met
donkerbruin, witgespikkeld dons met witte toppen erin.
Ze houden van vochtig grasland, brede oevers langs ondiep
water met veel water- en oeverplanten.
Ze eten o.a. muggen, larven, waterslakken en -kevers maar
ook bijvoorbeeld eetbare delen van de waterlelie.
Ze broeden ongeveer 22 tot 24 dagen op 7 tot 12 eieren.
Een wachtend mannetje in de sloot wijst op een broedend
vrouwtje. Hij waarschuwt haar met een raspend-ratelend
geluid. Maar zoek geen nest voordat het vrouwtje vast
broedt want als ze wordt gestoord laat ze het nest in
de steek!
Ze zijn erg schuw, meestal zie je ze pas als ze verschrikt
opvliegen.
Er broeden nog geen 2000 paren in Nederland. Ze staan
op de Rode Lijst.
Overwinteren doen ze in Afrika, Noord-India en Zuidoost-Azië.
Het
mannetje is heel goed te herkennen aan een witte streep
boven het oog die doorloopt tot in de nek. De kop is verder
donkerbruin, de flanken zijn wit met een donkere tekening.
Het bruin(gevlekt) vrouwtje heeft strepen op haar hoofd;
lichtbruine wenkbrauwstreep daaronder een donkere oogstreep
en daaronder weer een lichte streep. De kuikens zijn te
herkennen aan de streep die van de ondersnavel voor het
oog naar de oogstreep loopt
Link
naar meer gegevens over zomertaling:
www.hetdierenrijk.nl
.
Veldleeuwerik
Alauda
arvensis
De
veldleeuwerik verstopt zijn nest heel goed. Let dus vooral
op voerende ouderparen. Het nest is een slordige, ondiepe
kom van gras.
Het liefst zit hij in open gebieden; grasland, bouwland,
heidevelden, kwelders en duinen. Vroeger was het een van
de meest algemeen voorkomende broedvogels in ons land.
De laatste jaren neemt zijn aantal sterk af, er zijn nog
ongeveer 50.000 broedparen in Nederland. De veldleeuwerik
staat op de Rode Lijst.
Van eind maart tot juni legt hij, twee tot drie keer per
jaar, ongeveer 4 eieren. Na het broeden, dat 12-14 dagen
duurt, blijven de jongen nog 10-14 dagen in het nest.
De veldleeuwerik is ongeveer 16 tot 18 cm. lang.
De veldleeuwerik heeft geen opvallende kleuren (grijsbruin
gevlekt), maar is wel makkelijk te herkennen aan de luide,
heldere en jubelende zang en de manier van vliegen. Hij
vliegt al zingend tot grote hoogte, blijft dan heel lang
cirkelen, en als hij weer naar beneden vliegt sluit hij
in de laatste meters zijn vleugels zodat hij vallend naar
beneden komt. Ook tijdens het vliegen sluit hij geregeld
even de vleugels. Als hij vliegt zie je heel mooi de witte
achterrand van de vleugels.
Voor zijn eten zoekt hij vooral zaden en insecten op de
grond.
In de winter vertrekken de meeste veldleeuweriken naar
Frankrijk en Engeland. De rest overwinterd hier.
|